Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Ik ben geen goeroe, ik ben ook geen wijze leraar, ik kan alleen maar doorgeven wat mij steeds weer treft als ik de Evangeliën als modern mens en onbevangen lees. Nergens staat daar iets geschreven over een kerk, een organisatie of een beweging waarbij je je zou moeten aansluiten. Het enige dat er staat en dat steeds weer in allerlei verhalen herhaald wordt is: het moet in jezelf, in je eigen kleine persoon gebeuren.
Volledige tekst
In 1776 stellen Thomas Jefferson en vier anderen de Declaration of independence op. De 13 Engelse koloniën in Amerika waren in conflict met de Engelse koning over allerhande belastingen die de Engelsen aan de kolonisten oplegden zonder dat zij daar enige zeggenschap over hadden. Deze taxation without representation werd als buitengewoon onrechtvaardig beschouwd en leidde er uiteindelijk toe dat de koloniën zich uitriepen tot een onafhankelijke staat en het gezag van de Engelse koning niet langer accepteerden.
Jefferson en de zijnen stellen de onafhankelijkheidsverklaring op waarin zij als voornaamste bepaling opnemen dat iedereen gelijk geboren wordt en iedereen het recht heeft op leven, vrijheid en het nastreven van geluk. Deze Founding Fathers zouden later de grondwet ontwerpen van de Verenigde Staten van Amerika, dat uit zou groeien tot het machtigste en rijkste land ter wereld. Zij, de Fathers, waren idealisten die een natie voor ogen stond die eerlijk en democratisch zou worden bestuurd en waarin ieder gelijke kansen zou krijgen op voorspoed en geluk. In het begin is daar zeker veel van gerealiseerd. Amerika was lange tijd het land van de onbeperkte mogelijkheden voor iedereen, onze vaders en moeders zijn met dit idee vanaf hun jeugd vertrouwd gemaakt. Maar wie nu naar de VS kijkt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het elan van de eerste twee eeuwen aan het verdwijnen is en de VS hier en daar trekjes vertonen van een republiek die scheurtjes in haar staatsrechtelijke structuur begint te vertonen en waarin het nastreven van geluk vaak wordt opgeofferd aan blinde ambitie. Het is een ingewikkeld land geworden met een bijna onbeheersbaar politiek systeem waarin het veelal de rijken zijn die het voor het zeggen hebben. Vooral dat laatste staat veraf van wat de Fathers ooit voor ogen stond.
Met idealen en idealisten gaat het op kleinere schaal in onze moderne tijd ook vaak zo. Onlangs werd mij een boek aangereikt waarin de auteurs, van Koolwijk en Pluijter, op een heel beeldende manier beschrijven hoe dat in zijn werk gaat.
Als in een mens een ideaal is ontwaakt en hij hiermee aan het werk wil, heeft hij medestanders nodig. Hij, de idealist van het eerste uur zoekt een aantal medewerkers en vervolgens gaan ze samen aan de slag. De werkers zijn gedreven, enthousiast, optimistisch en slagvaardig. Een uitgewerkte organisatie is niet nodig, formele invulling van het leiderschap evenmin, de initiatiefnemer wordt als natuurlijke leider erkend. Hij is de pionier en zijn oordeel is maatgevend.
Die eerste fase van zo’n kleine organisatie is misschien wel de allermooiste. De sfeer is goed en de werkers hebben een grote inzet. De organisatie is klein en eenvoudig, er is praktisch geen bureaucratie en functioneringsgesprekken zijn niet nodig. De communicatielijnen zijn kort, formele gezagsverhoudingen zijn er eigenlijk niet en er wordt fantastisch geïmproviseerd doordat iedereen altijd van goede wil is. Het kleine clubje van weleer is zeer succesvol.
Maar succes maakt het noodzakelijk dat het aantal medewerkers toeneemt, net zoals de projecten en het geld dat daarvoor nodig is. En dit is het moment waarop de charme van de eenvoud geleidelijk begint af te nemen. Het blijkt noodzakelijk geworden om meer aandacht te geven aan de interne organisatie. Dit is voor de werkers van het eerste uur geen pretje. Vanuit hun geaardheid hebben zij een hekel aan regels en formele structuren, want die perken hun persoonlijke vrijheid in. Geld en efficiency, het is allemaal belangrijk en ze geven dat ook wel toe, maar echte belangstelling hebben ze er niet voor. Het gaat om het goede doel en als daar geen geld voor is, dan komt dat er op de een of andere manier wel.
Maar het kleine clubje is groot geworden en de nieuwe medewerkers beginnen zich te ergeren aan de slordigheid en de chaos van de werkers van het eerste uur. Zij eisen dat er vergaderingen komen en andere vormen van overleg. De idealist van het eerste uur vindt dit alleen maar hinderlijk en kijkt met wantrouwen naar de nieuwkomers. In zijn ogen verkwanselen zij de oorspronkelijke doelstellingen door al die nadruk op de interne regelingen. Langzaamaan hopen de conflicten zich op en gaat de organisatie ten gronde. Je ziet dit proces heel vaak gebeuren; in de sport toen de eenvoudige voetbalclub een bedrijf moest worden, in de gezondheidszorg toen de ideëel ingestelde kruisverenigingen moesten fuseren in gigantische thuiszorgbedrijven, in het Fosterparents plan, enfin, steeds is het verhaal dat het succes van een ideaal ook heel vaak een crisis in de organisatie veroorzaakt die dat ideaal moet uitvoeren. Er zijn uitzonderingen, maar de valkuil van het succes is er altijd.
Maar hoe moeilijk het ook is om idealen zo na te streven dat het doel in zicht blijft en het elan waarmee het allemaal begon bewaard blijft, het heeft mensen als Albert Schweitzer, moeder Teresa, Franciscus van Assisi en vele anderen niet belet om te laten zien waar één mens toe in staat is als hij zich met hart en ziel inzet.
Albert Schweitzer was al op zijn negenentwintigste jaar een beroemd organist, directeur van een protestants seminarie en schrijver van een belangrijk boek over de mystiek bij de apostel Paulus. Wanneer hij een brochure leest over het nagenoeg ontbreken van enige vorm van gezondheidszorg in Afrika, wordt hij daardoor diep geraakt. Hij vertrekt naar Parijs en volgt daar gedurende zeven jaar een studie medicijnen. Daarna reist hij af naar Gabon in Afrika waar hij gedurende vele jaren duizenden zieke mensen zal behandelen en opereren. Zijn voorbeeld heeft miljoenen mensen geïnspireerd, in 1953 ontving hij de Nobelprijs voor de vrede.
Henri Dunant was een Zwitserse bankier met goede relaties in Genève. In 1859 is hij getuige van een bloedige veldslag tussen Italiaanse en Oostenrijkse troepen. Thuisgekomen publiceert hij een boek waarin hij de verschrikkingen van de oorlog beschrijft. Hij neemt het initiatief om een vereniging op te richten om in oorlogstijd hulp te kunnen bieden aan de slachtoffers. Uit zijn idee wordt het Internationale Rode Kruis geboren dat overal ter wereld hulp biedt in noodsituaties. Henri Dunant ontving in 1901 de Nobelprijs voor de vrede.
Je kunt je afvragen hoe de wereld er zou hebben uit gezien zonder het bestaan van deze en vele duizenden andere mensen. Hoe zou die wereld zijn als ze niet telkens opnieuw zouden zijn opgestaan en hun leven hadden gewijd aan het verbeteren van de wereld? We moeten ook niet vergeten dat er in de afgelopen vijftig jaar indrukwekkend veel is bereikt door de voorvechters van een beter gebruik van onze aarde en aandacht voor het lot van de medemens. Bijna iedereen is er dank zij die pleitbezorgers nu wel van doordrongen dat we de aarde uitputten, dat armoede bestreden moet worden en kindermishandeling en dierenleed eenvoudig niet mogen bestaan. Armoede, ziekte en onrecht, het stond op de millenniumagenda van 189 landen en ze verplichtten zich onder andere om in 2015 de armoede te halveren, alle kinderen onderwijs te geven en de verspreiding van ernstige ziekten een halt toe te roepen.
Het is een mooi en ook uniek streven. De doelstellingen zullen niet worden gehaald, zoveel is inmiddels wel duidelijk, maar dat het streven er is, dat is al een hele stap vooruit vergeleken met vijftig jaar geleden.
Eeuwenlang werd de praktijk van het leven door de christelijke godsdienst bepaald. De vragen waar mensen mee worstelden werden beantwoord vanuit het gezichtspunt dat God ons leven en alles wat daarin gebeurde bestierde en God het mensdom uiteindelijk naar zijn bestemming zou leiden. Dat is niet meer zo. Religie als samenbindende factor, dat is verdwenen. In onze tijd denkt iedereen verschillend over de rol van religie en het maatschappelijk leven is veelvormig geworden. Iedereen mag doen wat goed is in zijn ogen en dat brengt met zich mee dat iedereen op alle terreinen van mening kan verschillen met zijn medemens. Dat is een grote verworvenheid, want het betekent dat we vrij zijn in ons denken en dat we daar ook voor uit mogen komen. Maar er zit ook een minder plezierige kant aan en dat is de afkalving van gemeenschappelijk gedeelde inzichten waardoor mensen verdeeld raken. Vaak worden de verschillen tussen mensen en volken benadrukt terwijl daar eigenlijk geen reden voor is.
Wat zou het antwoord moeten zijn als dat antwoord niet te vinden is in een visie die wij gezamenlijk delen, als wij het niet meer eens zijn over de houding die wij moeten innemen tegenover de vraagstukken waarvoor we staan? Wij als moderne mensen willen ons niet meer scharen achter een collectief beleden ideologie of religie. Wat door grote groepen mensen als waarheid of als redmiddel wordt aangeprezen als remedie tegen alles wat ons overkomt of zou kunnen overkomen, dat wantrouwen we vanuit onze persoonlijke vrijheid om te bepalen wat ons wel past en wat niet. Maar wat we allemaal ten gronde willen – een betere wereld – hoe organiseren we dat dan?
Ik ben geen goeroe, ik ben ook geen wijze leraar, ik kan alleen maar doorgeven wat mij steeds weer treft als ik de Evangeliën als modern mens en onbevangen lees. Nergens staat daar iets geschreven over een kerk, een organisatie of een beweging waarbij je je zou moeten aansluiten. Het enige dat er staat en dat er steeds weer in allerlei verhalen herhaald wordt is: het moet in jezelf, in je eigen kleine persoon gebeuren. Je kunt het niet zoeken in grootse concepten of adembenemende vergezichten op een nieuwe en totaal andere wereld. Nee, wat er staat is: deze wereld is geen andere wereld dan je hebt en je zult het ermee moeten doen. Andere medemensen dan je medemens heb je niet, en je zult het er mee moeten doen. En hoe dan? Door jezelf te veranderen volgens de gouden regel: alles wat gij wilt dat de mensen u doen, doet gij hun ook aldus.
Wie hier vanuit gaat, komt tot de ontdekking dat de waarden die zich achter al die verschillende meningen, overtuigingen, religies of levensbeschouwelijke stromingen bevinden, niet zo erg van elkaar verschillen. Het is een oude waarheid: wie bij zichzelf begint, wie zichzelf verandert, die is het steentje dat het hele bouwwerk waar hij deel van uitmaakt een ander aanzien geeft. Het is wat het Evangelie ons wil zeggen, het is waar het lied van Paul van Vliet over ging en het is wat de grote geesten als Schweitzer en Dunant ons voorleefden toen zij zeiden: ik probeer het, ik ga vanuit mezelf iets doen om een antwoord te geven op dat wat mij bewoog. Zij haalden het niet uit een groep of een godsdienst of een ideologie, zij haalden het uit zichzelf. Dat kunnen wij ook, op onze eigen bescheiden manier in onze eigen kleine kring. De wereld is groot en onoverzichtelijk; laten we dan houden bij wat overzichtelijk is en klein: wat wij als mens zelf kunnen doen voor het kleine kringetje waarin wij leven, dat is nou net precies dat steentje. Dat steentje dat op den duur niet één, maar vele bouwwerken een totaal ander aanzicht geeft. Het evangelie vertelt het ons, alle grote religies sporen ons ertoe aan en wijzen erop dat dit de enige weg is. Het is wel een smalle en moeilijke weg, dat is waar. Maar toch alle moeite waard, uiteindelijk leidt die weg naar een betere wereld.