Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Wie zichzelf alleen van horen zeggen kent, kan een vroom en oppassend mens worden. Maar wie zichzelf met eigen ogen aanschouwt, kijkt in de diepste diepten van zijn ziel en ondergaat de beproeving die dat met zich meebrengt om er dan later weer als een gelouterd en gerijpt mens uit tevoorschijn te komen. En zo’n dieptepsychologische ervaring is oneindig veel ingrijpender dan een leven dat je alleen van horen zeggen, via de woorden van je medemensen kent.
Overdenking (Job)
De verhalen die ons uit de joods-christelijke mythologie zijn overgeleverd zijn ons behulpzaam om de verwijzing naar wat zich in ons diepste innerlijk afspeelt te kunnen volgen. Het verhaal van Job uit het OT confronteert ons daarmee. Job is rijk, heeft zeven zonen en drie dochters en hij leeft als een rechtschapen en vroom mens. Dat verandert allemaal in een oogwenk als God een weddenschap met Satan afsluit waarin ze afspreken dat Job aan alle mogelijke beproevingen zal worden blootgesteld. Het hemelse duo God en zijn mede hemelbewoner Satan spelen dit spelletje met Job omdat ze er nieuwgierig naar zijn of Job de vrome en rechtschapen man zal blijven die hij is.
Job verliest al zijn bezit en moet vervolgens ervaren dat al zijn kinderen omkomen doordat een hevige storm het huis verwoest waarin zij zich verzameld hadden voor een maaltijd. Het huis stort in en de kinderen van Job worden bedolven onder het puin en vinden de dood. Maar het is nog niet genoeg: Job zelf wordt ernstig ziek en we treffen hem in het verhaal aan als overdekt met zweren, terwijl hij in het stof en het vuil zit.
Over Job en de mogelijke betekenis van deze merkwaardige vertelling zijn boeken vol geschreven en die heeft altijd sterk tot de verbeelding gesproken. In onze taal zijn er ook nog sporen van terug te vinden. Hij is zo arm als Job, hiervoor heb je een Jobsgeduld nodig, als in het kaartspel Klaveren Heer wordt afgetroefd kun je spelers horen zeggen: Job op zijn kop. Een jobstijding is een verpletterend bericht, een Jobsvriend is een schijnvriend die, als wij ons ongelukkig voelen, ons de schuld geeft van dat ongeluk. Soms roep ik uit, als ik het zo druk heb dat ik niet weet hoe ik het allemaal moet klaren en ik een vraag krijg om dit of dat te doen: ik doe mijn best, maar ik zit als Job op de mesthoop.
Er zijn talloze pogingen gedaan om een antwoord te vinden op de vraag naar de betrokkenheid van God bij menselijke voor- en tegenspoed. Wat mij altijd opvalt in de vertogen van theologen over het boek Job is de inspanningen die zij plegen om mens en God in dit merkwaardige verhaal met elkaar te verzoenen. En dat lukt niet, omdat zij God als een tegenover van de mens blijven zien die zich met die mens bemoeit. En dat uitgangspunt kan nooit tot een bevredigende, aansprekende uitleg van het verhaal leiden.
Al die verhandelingen over Job maken het verhaal er alleen maar onduidelijker op omdat het geen zin heeft om de geschiedenis van Job uit te leggen als een verborgen bedoeling van God of een beschrijving van de geloofsopvattingen van een mens.
Maar als je het verhaal leest als een proces dat zich in de menselijke ziel afspeelt en je doet dat vanuit het uitgangspunt dat in die ziel onbewuste en bewuste drijfveren met elkaar strijden, dan krijgt het boek Job ineens een voorstelbare en ervaarbare lading. Laat me daar even bij stilstaan, bij die benadering.
Het is een symbolisch boek. Het wil in beeld brengen wat er gebeurt als je in aanraking komt met je onbewuste drijfveren. Je kunt zeggen dat het boek Job een dieptepsychologische studie in literaire vorm is. Het feit dat het boek is geschreven in de vorm van een dialoog van Job met zijn vrienden en met God wijst erop dat het verhaal een verslag is van wat zich in de gedachten en de gevoelens van Job afspeelt. Het is het enige boek in het OT dat in deze vorm is geschreven.
En dat onderstreept de veronderstelling dat het hier om iets anders gaat dan de vraag of je je geloof trouw kunt blijven in tegenspoed.
De samenwerking tussen God en Satan is niet iets dat zich in de hemel heeft afgespeeld, het is de weergave van een psychologisch proces in Job zelf. Satan staat hier voor het initiatief en de dynamiek om Job ertoe aan te zetten om een ander mens te worden dan hij was en daarvoor is nodig dat de psychische status quo wordt afgebroken om ruimte te maken voor een nieuwe ontwikkeling in de ziel van de mens Job.
Want wat gebeurt er? Job is succesvol, rijk en onberispelijk van reputatie. Maar het is de vraag of hij zich bewust is van de wankele basis van dit alles. Hij is zich daar niet van bewust, maar om een gerijpt en heel mens te worden is het nodig dat hem vanuit zijn onderbewustzijn signalen bereiken over het betrekkelijke van alles wat hij tot stand heeft gebracht. Pas als hij dat heeft ingezien, bereikt hij psychisch gezien een hoger niveau dan dat van de uiterlijkheden zoals rijkdom en bezit.
Dat inzicht komt hardhandig tot stand. Alle uiterlijkheden worden hem afgenomen en hij wordt volkomen teruggeworpen op zichzelf. Met het verlies van alles wat voor hem waardevol was, vervalt hij tot wanhoop en betreedt hij de donkerste diepten van zijn ziel. De steeds weer herhaalde vraag “Waarom?” in dit boek geeft weer dat Job wanhopig op zoek is naar de betekenis van dit alles,
Dat zoeken naar betekenis brengt het verhaal in beeld als gesprekken van Job met zijn vrienden. Deze vrienden lijken echt te bestaan, maar dat is niet zo. De gesprekken met die vrienden zijn gesprekken van Job met zichzelf. De gesprekken met Elifaz, Bildad, Sofar en Elihu zijn niets anders dan de producten van de strijd tussen wat zich in het onderbewuste van Job afspeelt tegenover dat wat zich in zijn bewustzijn heeft verankerd.
Bij voorbeeld, in de eerste toespraak van Elifaz, wordt Job voorgehouden dat hij, toen alles goed met hem ging, meelevend en geduldig was in zijn ontmoeting met degenen die er niet zo goed aan toe waren maar dat hij nu, nu hijzelf tot armoede is vervallen, zijn geduld heeft verloren en hij zijn menselijkheid uit het oog heeft verloren.
Dit is niets anders dan zelfkritiek. Job realiseert zich hoe gemakkelijk het voor hem was om anderen te adviseren en te helpen toen het goed met hem ging, maar dat hij nu zichzelf niet eens goed raad kan geven. En deze zelfkritiek helpt hem nog verder de put in. In het vervolg van de gesprekken van Job met Elifaz, Bildad en Sofar komt een mengsel van diepe waarheden en banale, conventionele overtuigingen bovendrijven. Meermalen is er sprake van een traditioneel en orthodox standpunt. Job blijft heel lang overtuigd van zijn onschuld, van de juistheid van zijn handel en wandel en van de onrechtvaardigheid waarmee hij wordt behandeld. Psychologisch gezien geeft dit weer dat Job er nog helemaal niet aan toe is om ook de donkere kant van zijn ziel te erkennen.
Uiteindelijk, nadat de gedachtewisseling tussen hem en zijn denkbeeldige gespreksgenoten tot een einde is gekomen, verschijnt een vierde persoon ten tonele, een jonge man met de naam Elihu. En na Elihu komt Job werkelijk en diepgaand in gesprek met zichzelf.
Alsof Elihu het missende aspect was van wat Job in zijn gemoed tot dusverre onderging. In het verhaal is het een tweegesprek tussen God en Job, maar in werkelijkheid is het natuurlijk een gesprek van Job met zichzelf.
Nadat God hem heeft verteld hoe weinig Job begrijpt van het verschil tussen God en mens (Waar was je toen ik de fundamenten van de aarde legde en ben je afgedaald in de diepten van de zee, kun je de sterren verplaatsen?), ondergaat Job een geestelijke verandering.
Hij heeft geen antwoord gekregen op zijn vragen, maar hij heeft een verandering ondergaan door wat hij heeft doorgemaakt.
En dat is niets anders dan het besef dat hij op de proef is gesteld en hij daardoor een ander mens is geworden met een ander bewustzijn.
In de vertelling wordt dit heel treffend tot uitdrukking gebracht met de tekst:
Eerder kende ik u slechts van horen zeggen
maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd
Ik herroep daarom mijn woorden en ik buig mij
zoals ik hier zit in het stof en het vuil
Wie zichzelf alleen van horen zeggen kent, kan een vroom en oppassend mens worden. Maar wie zichzelf met eigen ogen aanschouwt, kijkt in de diepste diepten van zijn ziel en ondergaat de beproeving die dat met zich meebrengt om er dan later weer als een gelouterd en gerijpt mens uit tevoorschijn te komen. En zo’n dieptepsychologische ervaring is oneindig veel ingrijpender dan een leven dat je alleen van horen zeggen, via de woorden van je medemensen kent.
Het verlies dat Job moest lijden, wordt uiteraard tot onwerkelijke afmetingen uitvergroot, maar dat is ook niet meer dan een literaire kunstgreep. Het verhaal wil ons geen enkele twijfel laten over de onmetelijkheid van zijn verlies en hoe diep ingrijpend de manifestatie van zijn schaduw is geweest.
Job blijkt in het boek Job niets te hebben aan de traditionele antwoorden die hij zichzelf geeft vanuit de door de traditie gevormde denkschema’s waarmee hij vertrouwd is. Hij doet er lang, heel lang over voordat hij die paden verlaat, maar uiteindelijk neemt zijn onafhankelijke geest het over en komt hij voor de kernvraag te staan wat de zin en de samenhang is van zijn bestaan. In die wezensvraag ontstaat dan een moment van diep inzicht, een moment van volheid waarin hij al zijn vroegere ervaringen in een ander licht ziet, zijn blik is verruimd tot ver voorbij de uiterlijkheden en hij kan werken aan een geheel nieuwe zienswijze op het leven. Die zienswijze wordt gekenmerkt door het inzicht dat hij, net als alle andere mensen, volstrekt afhankelijk is van de werkelijkheid waarin hij leeft en dat hij zich aan dat besef moet overgeven.
En dat is ook het boek Job. Wij zijn mensen in een ontzagwekkend universum waarvan wij, het schepsel mens, een minuscuul onderdeeltje vormen. Wat wij ook presteren en hebben gepresteerd, wij blijven een microscopisch klein schakeltje in een natuurlijke ordening die ons omvat maar ook ver te boven gaat. Dat geeft bescheidenheid en verwondering. En de bewustwording dat we veel niet begrijpen en veel niet in de hand hebben. De geschiedenis van Job wijst ons onze plaats daarin.