Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
Bij kerst krijgen we te maken met een verhaal dat ons eraan herinnert dat een mensheid die zich opsluit in zelfzucht en zich verschanst achter zijn angst om iets te moeten afstaan van wat hij als zijn verworvenheden beschouwt, die mensheid zelf niet verder zal brengen. Daarin is dat verhaal volstrekt afwijkend, want het vertelt over een koning die geen koning was op aarde omdat zijn rijk niet van deze wereld was. Over een geesteshouding die haaks staat op het gangbare denkpatroon. Niet oordelen, maar begrijpen en vergeven. Niet strijden voor het gelijk, maar de vrede zoeken. Je medemens niet neersabelen, maar oprichten. Geen scheiding tussen mensen maken, maar begrijpen dat wij in onze noden en behoeften in wezen allen gelijk zijn. Omzien naar de ander met begrip en liefde, vrede zoeken waar strijd geboden lijkt. Dat verhaal is, in het licht van wat wij zijn gewend, tegendraads. En door dat tegendraadse opent het een venster naar de bevrijding van onszelf. Het geeft ons uitzicht op een bestaan waarin wij veilig kunnen zijn omdat de liefde voor dit leven de boventoon speelt. Daarom moeten we kerstmis blijven vieren.Totdat de dag komt waarop we kunnen zeggen: schaf het kerstfeest maar af, want het is nu al jaren iedere dag kerst, we voelen het.
Volledige tekst
Als ze de kerstboom optuigen, hoeveel mensen realiseren zich dan dat ze bezig zijn met het in ere houden van een oud heidens gebruik? Onze ongekerstende voorouders hingen groene bomen vol met vruchten: groene bomen om de kale bomen tot voorbeeld te strekken, vruchten als uitdrukking van hun hoop op nieuwe vruchtbaarheid. Hoeveel mensen zullen zich bij het kerstdiner realiseren dat het houden van een feestelijke maaltijd midden in de winter ook een soort bezweringsritueel was van onze verre heidense voorouders: door zo’n maal aan te richten verwachtten zij dat het komende jaar net zo rijk zou worden aan oogst als dit midwintermaal.
Dit zijn maar twee voorbeelden van de gebruiken die wij rond het kerstfeest min of meer onbewust volgen. Want er zijn nog veel meer elementen van het kerstfeest die ons raken zonder dat wij ons daar echt van bewust zijn.
Wij voeren het kerstfeest met licht van kaarsen, met de warmte van elkaars gezelschap, met het groen van de kerstboom, met het eten van rijk voedsel als de verwachting op komende goede tijden. Al die gebruiken, kaarslicht, warmte, groen, bomen en maaltijden hebben een oeroude symbolische lading. En daarnaast is de spil van het kerstfeest de eenvoud en de menselijkheid, het verlangen naar een vredig en harmonisch bestaan. Ook dat verlangen is van mensenheugenis in onze zielen gegrift en hoezeer het ook naar de diepere lagen van ons bewustzijn is gezakt, het leeft iedere kerst weer op. Ook degenen die geen enkele religieuze kennis van het feest meer hebben, spreken over de kerstgedachte, waarvan de kenmerken zijn: vrede op aarde, mildheid voor de ander en vrijgevigheid voor de armen.
Lukas vertelt het verhaal van de komst van een bevrijder, iemand die op zal komen voor de eenvoudigen en vernederden, als de geboorte van een weerloos kind, dat onder schamele omstandigheden ter wereld komt. Door te vertellen dat dit kind niet in een herberg ter wereld kon komen lijkt Lukas ons daarmee te willen zeggen dat voor zo’n bevrijder normaal gesproken geen plaats is in onze wereld. De aarde waarop Jezus wordt geboren, is niet geïnteresseerd in kleine en onaanzienlijke mensen, er is geen belangstelling voor gerechtigheid. Deze bevrijder van de onderdrukten moet al direct na zijn geboorte op de vlucht voor de machthebbers, voor een koning die geen enkele inbreuk op zijn persoonlijke macht duldt. Maar ons verlangen naar een rechtvaardige wereld is er zolang als er mensen zijn, en het laat zich niet tot zwijgen brengen. Lukas beeldt het uit door dit verlangen de gestalte te geven van een kind dat op wonderbaarlijke wijze door God zelf in een aardse vrouw is verwekt, waarna engelen het bericht van zijn geboorte brengen aan ook al weer de allereenvoudigsten: herders, die in de open lucht ’s nachts bij hun kudde moeten bivakkeren. God daalde af naar de aarde als een pasgeboren kind. God werd nederig en kwam in die nederigheid bij de mens. God werd menselijker, de mens werd goddelijker. Met de beelden die Lukas gebruikt verbindt hij de aardse verschijning van het kerstkind met het bovennatuurlijke. Want de geboorte van een goddelijk kind gaat natuurlijk gepaard met allerlei onverklaarbare verschijnselen. Want engelen dalen uit de hemel neer en deze lichtwezens brengen de hemel bij de aarde.
Het verlangen naar de komst van een verlosser, een wereldkoning die mensen dichterbij hun zelfverwerkelijking brengt, die iedereen zijn eigen vrije plek onder de zon zal geven. het bestaat al sinds mensenheugenis en het is een universele behoefte.
Ruim veertig jaar voor de geboorte van Christus schrijft de Romeinse dichter Vergilius in een herdersdicht:
Kuise Diana, wees welwillend jegens de geboorte van de knaap, waarmee nu eindelijk het ijzeren tijdperk wordt afgesloten en het gouden tijdperk op aarde nu alom aanbreekt. Goddelijk leven ontvangt de knaap en hij ziet de helden in gezelschap van de goden, en onder hen zal hij zelf een vredeskoning zijn van het rijk dat zijn machtige vader heeft gesticht. Maar eerst, o knaap, zal de aarde je huldigen met kleine geschenken, waarvoor de zorgen van de boer niet nodig waren: ranken van klimop, lotusbloemen en mirre, acanthus (decoratieve plant waarmee de zuilen van tempels werden versierd) in feestelijke overvloed.
Het verlangen naar de komst op aarde van een goddelijke koning ligt kennelijk besloten in de geest van de antieke mens. Eenmaal moest hij verschijnen, hij die de chaos zou omvormen tot harmonie. Alle grote religies verwachtten hem: de volgelingen van Zarathoestra de Saoshyant, de hindoes de Kalki-Avatar, de boeddhisten de Maitreya-Boeddha, de Joden de Messias. Zelfs in onze moderne tijd is de hoop op de wederkomst van Christus bij sommige groepen christenen nog niet vervlogen.
Wij leven in de een eenentwintigste eeuw na Christus. Veel van wat de Christus ons voorleefde en leerde, is doorgedrongen in de manier waarop wij met elkaar omgaan en het is niet gewaagd om te zeggen dat ons geweten in grote mate is gevormd door christelijke idealen. Maar voorgoed bevrijd en verlost zijn wij niet. Want we beseffen zo langzamerhand wel dat wij zelf de eerst verantwoordelijken zijn voor de manier waarop we leven en werken hier op deze aarde. Wij begrijpen dat een goede wereld niet bestaanbaar is als die niet uit onszelf komt en we voortdurend moeten streven naar een instelling die rekening houdt met de gerechtvaardigde belangen van onze medemens en we, als het even kan, liefdevol moeten omgaan met de schepping waarin wij staan.
Maar….. er is ook zoiets als het menselijke tekort. Het menselijk tekort dat ons IK te groot maakt en ervoor zorgt dat we blind en met voorbijgaan van anderen onze eigen verlangens najagen, met blinde ambitie onze begeerte naar aanzien en macht de vrije hand geven en bij de keuzes waarvoor we staan in de eerste plaats voor onszelf kiezen. In de dagelijkse gang van zaken hebben we er allemaal, in het grote en in het kleine mee te maken en vaak sluiten we er de ogen voor. Het is nu eenmaal zo en hoe zou je het in je eentje willen veranderen. Je kunt de wereld immers niet op je schouders nemen?
Maar bij kerst krijgen we te maken met een verhaal dat ons eraan herinnert dat een mensheid die zich opsluit in zelfzucht en zich verschanst achter zijn angst om iets te moeten afstaan van wat hij als zijn verworvenheden beschouwt, die mensheid zelf niet verder zal brengen. Daarin is dat verhaal volstrekt afwijkend, want het vertelt over een koning die geen koning was op aarde omdat zijn rijk niet van deze wereld was. Over een geesteshouding die haaks staat op het gangbare denkpatroon. Niet oordelen, maar begrijpen en vergeven. Niet strijden voor het gelijk, maar de vrede zoeken. Je medemens niet neersabelen, maar oprichten. Geen scheiding tussen mensen maken, maar begrijpen dat wij in onze noden en behoeften in wezen allen gelijk zijn. Omzien naar de ander met begrip en liefde, vrede zoeken waar strijd geboden lijkt. Dat verhaal is, in het licht van wat wij zijn gewend, tegendraads. En door dat tegendraadse opent het een venster naar de bevrijding van onszelf. Het geeft ons uitzicht op een bestaan waarin wij veilig kunnen zijn omdat de liefde voor dit leven de boventoon speelt. Daarom moeten we kerstmis blijven vieren. Totdat de dag komt waarop we kunnen zeggen: schaf het kerstfeest maar af, want het is nu al jaren iedere dag kerst, we voelen het.