Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Er wordt heel wat afgeklaagd over het vervagend normbesef. Solidariteit en fatsoen zijn niet meer in tel, de kranten hebben wekelijks wel een of andere fraude te melden, corruptie tiert welig en de jeugd begrijpt niet meer wat respect voor ouderen is. Er is iedere dag wel ergens een discussie aan de gang over onze normen en waarden; als je alles zou geloven wat de media je voorschotelen, dan zou je er diep ongerust van worden. Deugen we nog wel en wordt het nog wat met Nederland?
Ik denk dat het wel meevalt. De media zijn de werkelijkheid niet en ze zijn vaak geneigd om de dingen te overdrijven. En klachten over het verval van de zeden zijn zo oud als de wereld.
Plato schrijft al in 400 voor Christus over de luiheid en de onbeschoftheid van de jeugd. De jeugd ontwikkelt zich niet, jaagt alleen maar pleziertjes na en laat zich niets gelegen liggen aan de ouderen. In het midden van de vijftiende eeuw jammert een dichter (zie de bundel van Komrij over poezie van de 12e tot de 16e eeuw) dat de deugd niet meer wordt beoefend en zo laat zich per eeuw wel een bloemlezing van somberheid over onze cultuur samenstellen. Toen Lubbers aan het bewind was noemde hij Nederland “ziek” en Balkenende heeft het over fatsoen dat je moet doen en normen en waarden die je in ere moet herstellen. Nieuw is het geklaag dus niet en dat alleen al maakt je wel een beetje behoedzaam als het gaat om het uitspreken van een oordeel.
Dat neemt niet weg dat er natuurlijk wel het een en ander veranderd is. Vergeleken bij vroegere tijden zijn de mensen veel vrijer in hun keuzes. Dat vindt de Paus natuurlijk geen goede ontwikkeling. In zijn encycliek Veritatis Splendor klaagt hij dat de mensen tegenwoordig zelf denken te weten wat goed is en wat kwaad is, dat ze van geen wet meer willen weten, hoogstens als die wet toevallig in hun kraam te pas komt. Bij cultuurfilosofen lees je vaak dat de mensen, toen ze nog werkelijk aan godsdienst deden en dus altijd bij een kerk hoorden, daaraan de vastigheid ontleenden die ze nu, losgeslagen als ze zijn, niet meer hebben. Maar als ik die verhandelingen lees bekruipt mij altijd de vraag: als het vroeger allemaal zo goed was voor de mensen, al die zuilen en die kerken waar ze bij hoorden, waarom zijn ze dan massaal die kerken uitgelopen? Dat doe je toch niet als je het in die kerken zo naar je zin had?
Nee, ik denk dat het zonde van je energie en tijd is om mee te klagen in het koor van de jammeraars over hoe mooi het vroeger was en hoe slecht het allemaal geworden is. Je schiet er niets mee op, want de samenleving verandert er echt niet door. En de klagers maken zich onaantrekkelijk voor hun medemensen. Niemand trekt graag op met iemand die alleen maar klaagt en stil blijft staan bij wat vroeger was. Op die manier leef je niet bewust, je laat het leven ongebruikt aan je voorbijgaan.
Het is natuurlijk waar dat de familiebanden, de relaties op het werk en de deelneming aan groepen als verenigingen etc. losser en minder hecht zijn geworden. De mensen van nu kunnen niet meer zo gemakkelijk een beroep doen op de bescherming van hun familie, hun collega’s of de vereniging waar ze bij horen. In dat opzicht staat de mens er nu meer alleen voor dan vroeger. Maar dat gebrek aan bescherming geeft ook kansen: kansen om je leven naar eigen keuze in te richten en op eigen kracht te zoeken naar wat je inspireert en je staande houdt. Hoe doe je dat dan? Hoe leef je bewust? Daar wil ik vandaag iets over proberen te zeggen.
Het leven van een mens is altijd in beweging. Je zou ook kunnen zeggen dat een mens altijd onderweg is, dat hij zijn definitieve bestemming nooit bereikt.
Wij leven in andere tijden dan onze opa’s en oma’s. Hun wereld is voorbij en wat hun wereld betekenis gaf en zinvol maakte, heeft een heel andere zeggingskracht in onze wereld dan in die van hen. Wij namen afscheid van die tijd en zijn nu op weg naar andere en nieuwe tijden met nieuwe gewoonten en gebruiken. Welke tijden dat precies zijn, dat weten we nog niet. In die zin zijn we dan ook fors en duidelijk onderweg. Het oude is geschiedenis, maar het nieuwe heeft zijn vorm nog niet gevonden.
Dat is op zichzelf niets nieuws. Ook in de grote verhalen, waar wij onze inspiratie uit halen, zijn de mensen voortdurend onderweg. In de bijbel begint het al met de verdrijving van Adam en Eva uit de hof van Eden. Abraham hoort een stem die tegen hem zegt dat hij zijn familie moet verlaten en naar een onbekend land moet gaan. Jozef belandt in Egypte, het volk van Israël daarna en vervolgens zwerft het met Mozes veertig jaar in de woestijn rond. Noach dobbert met zijn ark rond boven het ondergelopen land en Jezus van Nazareth trekt rond zonder te weten waar hij zijn hoofd ’s avonds zal kunnen neerleggen. In de heidense mythologieën zijn de helden ook altijd aan het reizen: op zoek naar de onsterfelijkheid, of op weg naar hun noodlot. Denk aan Gilgamesj, aan Oidipoes rex. De hoofdpersonen uit de mythen en de sagen zijn eeuwig aan het zwerven, op zoek naar geluk, een geliefde, de heilige graal of dat ene tegengif tegen een afschuwelijke ziekte.
En tijdens al dat onderweg zijn verander je. Je maakt ontwikkelingen door. Je springt van het ene idee naar het andere terwijl je op weg bent naar wat je voor jezelf verwezenlijken wil. Als je zo door het leven gaat, in het besef dat de reis naar het doel dat je je stelt belangrijker is dan het doel zelf, leef je bewust en doe je inspiratie op. Die inspiratie krijg je niet als je je laat vastpinnen op één gedachte of op één vaste levensvisie.
Het besef van onderweg zijn doet nog iets anders met je. Het brengt je tot het inzicht dat de wereld groter is dan je eigen leven, maar dat diezelfde wereld in jouw eigen leven begint. Vrede begint waar je zelf vrede ondervindt. Liefde begint waar jezelf die liefde ervaart. De toekomst van de wereld, alles wat zich daarin roert en van zich horen laat, hangt uiteindelijk af van de manier waarop jij leeft, de vorm waarin jij jou bestaan giet. Hoe je leeft en hoe je bestaat is dus van het grootste belang. Het maakt dat alles wat je doet, om verantwoordelijkheid vraagt.
Daarom is het goed om wat goed is in je leven, goed te doen. Mijn illustere naamgenoot, de raadspensionaris Johan de Witt (u weet wel, die man die in 1672 door het gepeupel is vermoord), had als lijfspreuk: age quod agis. Vertaald: wat je doen moet, doe dat goed. Ik begin nu pas een beetje te begrijpen wat daarmee bedoeld is. Daarmee is, voor zover ik het tijdens deze fase van mijn levensreis begrijp, bedoeld dat je de dingen die je aanpakt, met zorg en toewijding doet. Dat je de opdrachten die het leven je geeft, ziet als een test van je kunnen en je mogelijkheden en je er niet voor wegloopt omdat je jezelf van tevoren al hebt verteld dat dit niets voor jou is en jij het toch wel niet zal kunnen. Eerbied voor het leven hebben is naar beste kunnen doen wat het leven van je vraagt. En het vraagt aan je om werkelijk aanwezig te zijn, belangeloos te willen delen en uit liefde te willen geven. Een scepticus zal zeggen dat dat natuurlijk niet gaat; dat de eisen van de maatschappij en de economie dat onmogelijk maken. Dat het niet realistisch is om zo te willen leven.
Maar dat is een benadering die geen rekening houdt met het vertrouwen dat wij nodig hebben. Wij kunnen alleen maar vruchtbaar leven als wij trouw kunnen blijven aan onszelf. En we kunnen die trouw niet volhouden als we toneel blijven spelen in onze rollen als ouders, vrienden of collega’s. Wie alleen maar leeft vanuit de gedachte dat dat nu eenmaal van hem wordt verlangd, en het van daaruit dus maar doet, leeft niet bewust, hij leidt een leven zonder hart en zonder ziel. En zo’n onwaarachtig leven, dat hou je niet vol. Vroeger of later betaal je daarvoor de prijs.
In zo’n “zielloos” leven kan het voorkomen dat je je gruwelijk eenzaam gaat voelen of de liefde van je medemens, waar je nooit naar gezocht hebt, pijnlijk en hartverscheurend gaat missen.
Natuurlijk treffen we in ons bestaan verloedering aan en hatelijkheden die ons in de weg staan. Het leven is soms helemaal geen pretje en je kunt dingen tegenkomen die je volkomen uit het lood slaan. Die je woedend maken en je pijn en verdriet geven. In sommige mensenlevens zijn die aan de orde van de dag. Maar als je erbij blijft stilstaan, blijf je hangen en vergeet je dat je als mens altijd onderweg bent. En dat je in dat onderweg zijn, als je tenminste bereid bent om een pas vooruit te zetten, nieuwe vergezichten kunt ontdekken en nieuwe ideeën je tot inspiratie kunnen brengen.
Speelt God hier nog een rol in, in dit verhaal over hoe je je leven leven kunt? Voor mij wel. In de oude en de grote verhalen uit de bijbel komt een God aan het licht die een bron van inspiratie is en mij geestkracht geeft. God is geest, zegt Jezus als hij in gesprek is met een Samaritaanse vrouw en ik voel daarbij dat geest en god kunnen samenvallen. En de verhalen waar ik het over had, zeggen ook iets over het onuitsprekelijk geheim dat God is; het geheim dat er was toen ik op de wereld kwam en dat er nog is als ik al lang niet meer besta. En die raadselachtige God is voor mij ook een ijkpunt. Een ijkpunt dat me bij de les houdt als ik te maken krijg met schijngoden als geld, populariteit, concurrentie en alle win-win situaties die de jongens van de vrije markt mij willen aanpraten. Mijn god is geen heilige die alles wel even voor me oplost, maar hij zetelt in mijn geest en hij is kritisch als ik ontrouw word aan mezelf.
Het onderweg zijn van mensen drukt Prediker uit in de woorden dat alles voorbijgaat, dat het leven voorbijgaat en dat alles tijdelijk is. Alles is betrekkelijk en dat is een gedachte die je steun geeft omdat daarmee gezegd wordt: mijn leven hangt weliswaar van mij af, maar er is meer, er is iets dat verder gaat dan mijzelf. Alles wat je verricht gaat voorbij. Geniet dus van het leven door er iets van te maken, en doe dat zo dat voor je medemens ook iets te genieten valt. Dan ontdek je hoe rijk het leven is.
Want in het leven is iets aanwezig, een kracht, een geheim, dat zich aanbiedt en dat ons aanraakt, iets dat niet voorbij gaat, van geslacht op geslacht, van generatie op generatie. iets dat zichtbaar wordt in mensen, in oude verhalen, in de natuur, in de sterrenhemel bij een heldere nacht. Iets dat zich moeilijk onder woorden laat brengen, maar verband houdt met het onderweg zijn, iets dat ons drijft en aanspoort om steeds opnieuw het reisdoel uit te stippelen. En dat iets inspireert de mens die zich bewust is van de krachten die hem altijd onderweg doen zijn.
De psalmdichter zegt het in Psalm 139 als volgt:
Psalm 139 verzen 1-7
Heer, u kent mij, u doorgrondt mij.
U weet het als ik zit of sta,
u doorziet van verre mijn gedachten,
ga ik op weg of rust ik uit,
u merkt het op,
met al mijn wegen bent u vertrouwd.
Geen woord ligt op mijn tong,
of u kent het ten volle.
U omsluit mij van achter en van voren,
u legt uw hand op mij.
Wonderlijk zoals u mij kent,
het gaat mijn begrip te boven.
In deze woorden verschuilt zich het geheim. Moge het altijd bij ons blijven, waar heen wij ook onderweg zijn.
Amen