Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking (Jezus)
Afgezien van alle beschouwingen over de mens Jezus, zijn geboorte, leven en sterven, is de kern van zijn boodschap, de essentie van wat hij aan uitspraken heeft nagelaten: gelijkheid, individuele vrijheid, emancipatie van de vrouw, sociale rechtvaardigheid, scheiding van geestelijke en wereldlijke macht, geweldloosheid en naastenliefde. Een indrukwekkend rijtje van ethische normen, langzamerhand in de westerse beschavingen overgenomen in wetten en verdragen.
Overdenking )
Afgelopen zomer werd ik uitgenodigd voor een gastbeurt in de Lutherse gemeente in Hoorn. Ik was er nooit eerder geweest en vroeg met wat voor gelovigen ik te maken zou krijgen. De preekbeurtendame in kwestie zond me een liturgie van een jaar geleden toe zodat ik me daar een beeld over kon vormen. Toen ik de liturgie ontving, werd ik wit om de neus. Twee bijbel lezingen en een psalm lezing, een oerwoud aan gebeden, collecta gebed, drempelgebed, gebed bij het openen van de schriften etc., een klassieke bemoedigingstekst en een zegen naar de tekst van Numeri.
Toen de dag des oordeels voor mij naderde, verzuchtte ik in de huiselijke kring dat ik me met deze beurt heel wat onheil op de hals had gehaald.
De mensen zouden waarschijnlijk geestelijk met de rug naar mij toe gaan zitten als ik al niet met pek en veren de kerk via de zijdeur zou moeten verlaten. Toevallig waren mijn kinderen met aanhang dat weekend te gast en, nieuwsgierig geworden naar deze ontdekkingstocht in kerkelijk Nederland, besloten ze met me mee te gaan, want dat wilden ze wel eens meemaken. We hebben drie zoons met aanhang, een heel gezelschap dat groot genoeg was om de eerste twee rijen van het fraaie kerkgebouw te vullen. Ik begon daarom maar met te zeggen dat ik nieuw was, niet wist of de mensen mij zouden kunnen verdragen en daarom voor de zekerheid mijn familie voor de nodige morele steun had meegebracht. Voor de overdenking had ik mijn toevlucht genomen tot een verhaal over het Koninkrijk Gods, waar je hoe dan ook niet veel kwaad mee kan. Achteraf bleek hoe je je kunt vergissen in je verwachtingen: de mensen noemden mijn gastbeurt een verademing en wilden graag dat ik nog eens terugkwam.
In mijn optiek heeft de vrijzinnigheid zich al heel lang losgemaakt van de oude ideologische veren van de klassiek christelijke kerken. Oude leerstukken zoals de voorgeschreven geloofsbelijdenis, de bijbel als Gods woord waarin hij zich eenmalig en voor altijd heeft geopenbaard, Jezus als Zoon van God, geofferd om de zondige mens weer met God te verzoenen, ik denk niet dat je dit soort denkbeelden of geloofsovertuigingen in de vrijzinnigheid nog veel tegenkomt. Je kunt je vergissen, want ik heb bijeen gastbeurt ook wel eens van een oudere remonstrantse dame op korzelige toon te horen gekregen dat ze me niet gewaardeerd had, want ik vond kennelijk dat zij niet op de goede manier geloofden. Maar niet meer vragen, mompelde ze nog voordat ze verder schuifelde.
Maar goed, de oude leerstukken zijn voor de meesten van ons toch een gepasserd station. Dat lijkt me wel begrijpelijk, want de bedoelingen van God, zijn oordelen over ons en de consequenties daarvan, het zijn toch rijkelijk abstracte geloofsvoorstellingen die je niet echt in het hart raken. Geen wonder dat de rol van deze kerkelijke leerstelligheden in onze tijd lijkt uitgespeeld.
Het wordt anders als je stil staat bij de menselijke figuren die onlosmakelijk aan een geloofstraditie of een wijsheidsleer zijn verbonden. Dat er mensen zijn geweest, die een blijvende invloed hebben gehad op de manier waarop wij tegen de wereld en onszelf aankijken, prikkelt nog steeds de verbeelding.
Waar de dagen van God en al zijn vermeende hebbelijkheden misschien zijn geteld, de verhalen over Jezus blijven springlevend. Dat kun je ook zeggen van figuren als Socrates, Boeddha en Mohamed, maar ik beperk me tot Jezus omdat zijn persoon toch het dichtstbij ons staat uit het christendom waarmee de meesten van ons zijn opgegroeid.
Over Jezus zijn zoveel boeken geschreven, dat je er een bibliotheek mee zou kunnen vullen. Het laatste, mij bekende boek over hem is van mijn oude leermeester Den Heyer, en het is een boek van zeshonderd pagina’s.
Maar wat is nu, afgezien van alle beschouwingen over de mens Jezus, zijn geboorte, leven en sterven, eigenlijk de kern van zijn boodschap, de essentie van wat hij aan uitspraken heeft nagelaten? Voorop staat dat hij revolutionair was in zijn verwerping van alle regels die in zijn tijd golden. Want hij preekt gelijkheid, individuele vrijheid, emancipatie van de vrouw, sociale rechtvaardigheid, scheiding van geestelijke en wereldlijke macht, geweldloosheid en naastenliefde. Een indrukwekkend rijtje van ethische normen. En wat bedoelde hij ermee?
Door te benadrukken dat ieder mens gelijk is aan zijn medemens, doorbrak hij de heersende moraal van zijn tijd. Voor de Joden van toen bestond er geen enkele gelijkheid tussen joden en niet-joden. Voor de Grieken uit die tijd was er ook geen enkele gelijkheid tussen Grieken en barbaren, tussen mannen en vrouwen, tussen burgers en slaven. Maar voor Jezus zijn alle mensen gelijk omdat alle mensen kinderen van één vader zijn. En deze notie van universele, menselijk verbondenheid, de ethische gedachte van menselijkheid, is radicaal nieuw voor het denken van toen. De afschaffing van onderscheid naar leeftijd, status, geslacht of levensovertuiging is geheel nieuw en is de consequentie van de belangstelling van Jezus voor het individu: geschapen door God uit dezelfde klei als zijn medemens, uit dezelfde elementen opgebouwd. Alles wat de medemens ondergaat, kunnen wij ook ondergaan.
In onze tijd is die gelijkheid als ethische norm vastgelegd in wetten en verdragen. Het verbod op discriminatie naar leeftijd, geaardheid of geslacht is neergelegd in de grondwet en de wet gelijke behandeling. In verdragen is de bescherming van mensenrechten geregeld. Maar de praktijk is nog niet zoals het zijn moet. Er is nog steeds ongelijkheid. Ongelijkheid in kennis, inkomen en macht. Paulus mag dan geschreven hebben dat er geen Joden of Grieken meer zijn, geen slaven of vrijen, geen mannen of vrouwen, want wij zijn allen één in Christus jezus, (Galaten 3: 28), het is nog steeds niet waar. En laten we eerlijk zijn, een totale gelijkheid tussen mensen is onmogelijk. Het communisme streefde dit na, maar vergat dat verschillende mensen verschillende talenten en vaardigheden hebben. Iemand die talent heeft voor viool spelen kun je wel verplichten om ingenieur te worden of andersom, maar je krijgt er niet de beste ingenieurs of violisten door. Het gaat dus niet om de gelijkheid van mensen waar het betreft hun kunde of kennis, maar om hun fundamentele gelijkheid die maakt dat je de ander in alles tegemoet treedt zoals je zelf tegemoet getreden wilt worden.
Naast gelijkheid is er bij Jezus de vrijheid van ieder persoonlijk. Een vooraf vastgesteld lot of noodlot is er niet, iedereen kan zijn eigen weg gaan en de balk uit zijn eigen oog halen om beter te kunnen zien. Die persoonlijke vrijheid staat haaks op sociale hiërarchie van zijn tijd. Aan de mensen die geketend zijn door hun etnische, sociale, religieuze verbanden en familie afkomst, vraagt Jezus om die ketenen te verbreken, afstand te nemen van de traditie, kritisch te zijn en het gezonde verstand te gebruiken. Wie meer houdt van zijn vader of moeder dan van mij, wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van mij, is mij niet waard. (Matt. 10:37).
Het is geen oproep om de sociale verbanden bij het vuilnis te zetten, maar om die verbanden op hun waarde te toetsen. Om te doorzien waar die banden onnodig knellend worden en je innerlijke vrijheid aantasten.
In de tijd van Jezus is er geen gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zonder man, weduwen, gescheiden en ongetrouwde vrouwen werden verbannen uit de samenleving. Prostituees werden als onrein beschouwd en konden daardoor zelfs geen aanspraak maken op de liefdadigheid waartoe de wet van Mozes verplichtte. Jezus gaat aan deze beschouwingen voorbij en laat alle vrouwen in zijn gezelschap toe. Fatsoenlijke en onfatsoenlijke. Marta en Maria, de overspelige vrouw die met steniging wordt bedreigd, hij komt voor ze op vanuit de gedachte dat de vrijheid die vrouwen moeten genieten volledig natuurlijk is omdat ze in zijn ogen de gelijken zijn van mannen. Ook dit ethische uitgangspunt is voor zijn tijd – en ook hier en daar nog wel in onze tijd – revolutionair.
In tegenstelling tot andere profeten uit zijn tijd roept Jezus niet op tot sociale of politieke opstand, of het omver werpen van de rijken of de leidende klassen. Hij bezoekt de armen en richt zich tot hen, maar hij minacht de rijken niet om hun rijkdom. Niet het geld, maarde liefde voor geld is wat hij afwijst. De kerngedachte van het Evangelie is niet het verbod of de verachting van rijkdom, maar de noodzaak om te delen. In de ogen van jezus is het verwerpelijk om rijkdommen te vergaren zonder je te bekommeren om de armen die voor je deur liggen.
In de antieke beschavingen was liefdadigheid het voorrecht van koningen en de elite. Op gezette tijden organiseerden ze voedselverdelingen aan bedelaars en behoeftigen en die liefdadigheidsacties werden met veel vertoon aangekondigd. Maar op grond van de Thora werden de onreinen uitgesloten van barmhartigheid. Jezus doorbreekt dit en ook nog tot in onze tijd is barmhartigheid voor de armen een van de belangrijkste kenmerken van het christendom. En daarmee ook een belangrijk ethisch uitgangspunt van onze westerse beschaving. Wij vinden het lovenswaardig als de rijken bereid zijn om iets van hun rijkdommen af te staan aan de armen en het gebeurt ook. Niet voldoende, maar dat wist Jezus ook. In Johannes zegt hij bij de zalving door een vrouw met een kostbare olie als daar kritiek op komt: de armen zullen altijd bij u zijn, maar dit is mijn laatste samenzijn met u.
De politieke wereld en de religieuze wereld zijn bij Jezus werelden die totaal gescheiden zijn van elkaar en die je dus niet met elkaar moet verwarren. De wereldlijke macht interesseert hem niet, het gaat hem om het rijk van de geest. Hij tart de heersende machten niet, maar hij spoort ertoe aan om het betrekkelijke van die machten te zien: Wees niet bang voor hen die het lichaam maar niet de ziel kunnen doden. Wees liever bang voor hem die in staat is om én het lichaam én de ziel te laten ondergaan. (Matt. 10: 28). Hij weigert zich door het volk tot koning te laten kronen en als Pilatus hem vraagt of hij de koning der joden is, zegt hij: Mijn koninkrijk hoort niet bij deze wereld.(Johannes 18: 36).
Dit is overigens wel een van lastigste onderdelen van de boodschap van Jezus, want op dit punt is zijn vraag aan ons innerlijk tegenstrijdig. Enerzijds is zijn boodschap om in deze wereld te leven, maar anderzijds is zijn boodschap om niet werelds te leven. We moeten ons wel aan de wereldse regels onderwerpen, maar tegelijkertijd moeten we de gist in het deeg zijn omdat het geloof in Christus je buiten deze wereld plaatst.
Het is een ongemakkelijke middenpositie, vaak tussen twee uitersten. Mijn positie hierin is: staar je niet blind op je onvermogen om te leven naar bepaalde beginselen van de leer van Jezus, maar zie alles wat hij aan levenslessen heeft nagelaten in samenhang met elkaar, als een groot geheel van uitspraken over hoe een mens kan omgaan met zijn menszijn. En houd daarin vooral vast dat het hem ging om het bewaren van je geestelijke vrijheid. Die geestelijke vrijheid stelt je in staat om grond onder de voeten te houden in de wereld waarin je je staande moet houden, maar tegelijkertijd je innerlijke vrijheid te bewaren en je afsand te geven tot alles wat dei wereld over je uitstort.