Walkartgemeenschap Zeist, Kerkweg 19-23, 3701 Zeist
Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Met zijn beschrijving van het hele leven laat Prediker een nuchter geluid horen tegen alle dromen van de mensheid: de tijden zijn niet anders dan wij zelf zijn. Soms zijn we mensen die planten, die baren, die helen, bouwen en herstellen. We kunnen wat en we kunnen veel betekenen. Maar op andere tijdstippen zijn wij ook mensen die doden, die breken, die verkillen en haten.
Overdenking (de tijd)
Toen ik in Kampen mijn theologiestudie aan het afronden was, moest ik natuurlijk een scriptie schrijven. Daar hoorden gesprekken met mijn scriptiebegeleider bij, en ik herinner me uit die gesprekken een uitspraak van mijn mentor die me altijd bij is gebleven. Toen ik verzuchtte dat ik door drukte nauwelijks tijd had om geconcentreerd aan mijn scriptie te werken, zie hij tegen mij: Er is altijd tijd Johan. Ja inderdaad, er is altijd tijd maar wij delen de tijd in naar de klok en die klok bepaalt wat wij van de tijd ervaren die ons is toegemeten. Vooral in onze Westerse cultuur leven wij met de klok. Onze cultuur heeft de klok, andere, primitievere culturen, hebben de tijd. Het is een cliché, maar het is ook waar. Mensen hebben verschillende ervaringen met de tijd. Gezegdes als tijd is geld, de tijd heelt alle wonden, komt tijd komt raad, gezelligheid kent geen tijd en uit de tijd zijn, laten dat zien.
Meestal is wel duidelijk wat met die gezegdes bedoeld wordt. En ervaringen van mensen kunnen verschillen. Mensen die hun grote liefde ontmoeten, kunnen het idee hebben dat voor hen een nieuwe tijd begonnen is. Anderen, die met het verlies van een dierbare te maken krijgen, kunnen het gevoel hebben dat de tijd stil staat en ze verbazen zich erover dat de wereld gewoon doordraait. Een mens kan zich in de tijd beurtelings heel gelukkig of juist heel ontheemd voelen. Maar ook deze menselijk ervaringen geven wel iets prijs van hoe tijd kan worden beleefd, maar geeft nog geen verheldering over wat tijd nou eigenlijk is.
In de vierde eeuw na chr. leefde in Hippo, een stad in Noord Afrika, een bisschop met de naam Augustinus, die de vroege kerk sterk heeft beȉnvloed met zijn denkbeelden. In de katholieke traditie is hij nog steeds een heel erg belangrijke kerkvader. Zijn misschien wel bekendste werk is het boek Confessiones, waarin Augustinus terugblikt op zijn leven voor en na zijn bekering tot het christendom. In het elfde boek van dit werk stelt hij de beroemde vraag: Wat is immers tijd? Als niemand het me vraagt, dan weet ik het. Als ik het wil uitleggen aan iemand die ernaar vraagt, dan weet ik het niet.
Ik kan me natuurlijk niet vergelijken met Sint Augustinus, maar mij vergaat het ook zo als ik over de tijd nadenk. Volgens Einstein is tijd een functie van ruimte. Ruimte en tijd scheidt hij niet van elkaar, de ruimte en de snelheid waarmee wij ons in die ruimte bewegen, bepaalt de tijd. Hij heeft het in die zin dan ook over ruimtetijd. U kent denk ik wel de vertellingen over een mens die met grote snelheid een reis maakt naar een verre planeet, bijvoorbeeld de planeet Mars. Hij doet er twee jaar over, maar als hij terugkeert op aarde, is die aarde wel vijftig jaar ouder geworden. Ik heb dat altijd moeilijk te begrijpen gevonden, maar de theorie van Einstein - hoe sneller je je beweegt, des te trager gaat de tijd die je ervaart - maakt het wel een beetje inzichtelijker.
Augustinus maakt een onderscheid tussen de tijd van God en de tijd van de mens. Aan de hand van dat onderscheid heeft hij ons een mooi beeld nagelaten. In dat beeld stelde hij de tijd van God voor als een wagen die langzaam en gestaag voort rolt. Aan die wagen zitten vier wielen en die wielen zijn de menselijke tijd, die een andere omloopsnelheid hebben, maar direct verbonden zijn met het tempo waarin de wagen - de tijd van God - zich voortbeweegt. Een mooi beeld, maar het bracht Augustinus niet verder met het antwoord op de vraag waar komt de tijd vandaan en wat was er voor de tijd?
Het badinerende antwoord op die vraag is wel gegeven door cynische wijsgeren, die de vraag niet serieus namen. Hun antwoord was: vóórdat er tijd was, was God bezig met het inrichten van de hel voor de hoogmoedige gelovigen die dergelijke vragen durfden te stellen. Het hoeft geen betoog dat dit geen antwoord wel geestig is, maar daar is dan ook alles mee gezegd.
Voor Augustinus zijn twee dingen belangrijk als het gaat om de tijd. Ten eerste: de tijd is met de wereld geschapen. Zij was er niet vóórdat er iets was. De tijd is mettertijd gekomen met al wat is, met de wereld, met de mensen, de dieren en de dingen. Tijd is in die opvatting een product van de schepping.
Ten tweede: er is alleen het heden. Natuurlijk kennen wij begrippen als het verleden en de toekomst, maar dat zijn indelingen die wij zelf maken. Het verleden bestaat in onze herinnering en de toekomst in onze verwachting, maar ze bestaan niet als aparte grootheden buiten ons. Met andere woorden, tijd is iets wat bij de persoon van de mens hoort. Zoals wij zijn, zo zijn de tijden.
De tijd is dus betrekkelijk, afhankelijk van onze beleving. Prediker geeft een stem aan dat betrekkelijke van de tijd. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, zo begint de tekst. En daarmee is tegelijk het hele leven omvat. De beschrijving van Prediker is geen voorspelling over hoe het leven zal gaan, geen lijstje om af te vinken om te slagen voor de test van het leven. Het is geen oproep om alert te zijn, om je kansen te grijpen als de tijd er rijp voor is. Prediker relativeert al die zogenaamde levenswijsheden, want het leven is geen grabbelton waar je naar believen in kunt graaien om de beste dingen die erin zitten er voor jezelf uit te halen. Het lukt nu eenmaal lang niet altijd om de ontwerper en de maker van je eigen leven te zijn.
Met zijn beschrijving van het hele leven laat Prediker een nuchter geluid horen tegen alle dromen van de mensheid: de tijden zijn niet anders dan wij zelf zijn. Soms zijn we mensen die planten, die baren, die helen, bouwen en herstellen. We kunnen wat en we kunnen veel betekenen. Maar op andere tijdstippen zijn wij ook mensen die doden, die breken, die verkillen en haten.
Dat is de visie van Prediker. Wij zijn zelf de tijden: tijd is niet iets abstracts buiten ons, wij zijn zelf de tijden. Een mens wordt niet meegesleurd in het onverbiddelijke ritme van de tijd, hij is er niet met handen en voeten aan gebonden, maar hij is het zelf, de tijd. En als iemand zijn tijd aan iemand anders geeft, dan geeft hij niet een paar klokuren of minuten, maar dan geeft hij zichzelf. Met zijn mogelijkheden, en zijn kennis en kunde, met zijn twijfels, zijn onmacht en ook zijn onwil. En als het goed is ook met zijn liefde en zijn belangstelling voor die ander. Wanneer iemand zegt dat hij geen tijd heeft, dan is dat niet waar. Want zolang een mens leeft, heeft hij tijd en als hij denkt dat er geen tijd genoeg is, dan kiest hij voor een bepaalde besteding van zijn leven. Er is immers altijd tijd, weet u nog van die keer dat mijn oudere mentor dat tegen mij zei? Prediker begrijpt dat het een keuze is. Er is een tijd om te omhelzen en er is een tijd om af te weren. Zo is de mens .
De manier waarop wij met onze tijd omgaan, is veelzeggend voor de keuzes die we maken. Zijn we vooral een slaaf van de tijd, loopt ons tijdschema voortdurend in de war? We zijn dan druk, druk, en druk en alles wat we doen staat niet ten dienste van de inhoud, maar van het schema dat we ons zelf hebben opgelegd. Je ziet ook op bijeenkomsten van mensen vaak dat ze meer bezig zijn met hun eigen programma dan met het contact met de anderen. In de populaire psychologie noem je dat ook wel de receptieblik. Twee mensen spreken elkaar op een ontvangst en de een ziet de ander tijdens het gesprek al over zijn schouder heen kijken om te zien of er ook nog iemand anders is die hij graag wil spreken. Niet zelden kijken beide gesprekspartners, al pratend, langs elkaar heen, spiedend naar een ander, misschien belangrijker contact.
Er zijn ook mensen die alle tijd van de wereld hebben, altijd en overal. Ze zijn ieder moment beschikbaar, ze hebben nooit haast, ze deinen behaaglijk mee op de golven van de tijd. Ook die mensen zijn in zekere zin een slaaf van de tijd, slaaf van het moment, omdat ze geen keuze maken hoe ze hun tijd, hun leven zullen besteden. Ze zeggen nooit nee, maar nee zeggen is soms ook nodig om geen slaaf van de tijd te worden.
De tijd is ons leven, de tijden zijn zoals de mensen zelf zijn. Dan komt het er dus op aan hoe wij mensen naar de tijd en het leven kijken. Augustinus zag het leven en de tijd als geschapen, als een gave. Het leven en de tijd zijn zijn niet allereerst een opgave, iets wat de mens te doen staat, maar ze zijn een geschenk, ze worden gegeven. In het scheppingsverhaal van Genesis loopt de schepping uit op de rustdag, God rustte op de zevende dag. Die rustdag is niet een dag om bij te tanken om vervolgens de overige dagen weer slaaf van de tijd te zijn alsof dat de eigenlijke taak is die volbracht moet worden. Het is precies andersom: de sabbat is de dag bij uitstek om te beseffen dat een mens tijd van leven is gegeven. Vanuit die gedachte kun je de andere dagen met ontspanning aanvaarden om op die dagen van betekenis te zijn voor jezelf en voor anderen.
Met al deze woorden is de tijd en ons leven niet doorgrond of begrepen. Wat ik erover zei was slechts een leidraad: een vingerwijzing over de manier waarop je met de tijd en het leven kunt omgaan. Prediker doet dat ook. Aan het eind van zijn opsomming over de tijden die er zijn om te baren, te sterven en te doden, maakt hij de balans op van de ondoorgrondelijkheid van de werken van God. Hij verwoordt dit als volgt.
Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij met zijn gezwoeg tot stand brengt? Ik heb gezien dat het een kwelling is, die hem door God wordt opgelegd. God heeft alles wat er is de goede plaats in de tijd gegeven, en ook heeft hij de mens inzicht in de tijd gegeven. Toch kan de mens het werk van God niet van begin tot eind doorgronden. Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten.
Want wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet van het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. Alles wat God doet, zo heb ik vastgesteld, doet hij voor altijd. Daar is niets aan toe te voegen, daar is niets van af te doen. God doet het zo opdat wij ontzag voor hem hebben. Wat er is, was er lang: wat zal komen, is er altijd al geweest. God haalt wat voorbij is altijd weer terug.
Prediker stelt zich bescheiden op waar het de inspanningen van de mens betreft. Zijn gezwoeg levert geen voordeel op, het past de mens daarom beter om te aanvaarden dat alles op goede plaats door God in de tijd is gegeven en in plaats van te zwoegen zonder voordeel is het verstandig als de mens geniet van het leven en alle goede dingen die dat leven brengt.
In de praktijk is dat voor mensen niet zo'n eenvoudige opgave, want ze worden afgeleid door alle raadgevingen die ze ontvangen uit de cultuur waarin ze leven. Als je al die raadgevingen zou opvolgen, hou je geen seconde meer over om eens stil te staan bij de vraag hoe je zelf tegen het leven aankijkt en hoe je dat leven ook anders zou kunnen leiden dan je nu doet. Je wordt een opgejaagd mens, dat zich struikelend naar de zoveelste stip aan de horizon begeeft.
Zo moeten we er niet in staan. De levensbeschouwing van Prediker geeft geen verklaringen, want ook bij hem blijft het werk van God ondoorgrondelijk. Prediker geeft een manier om met dat leven om te gaan en die manier is: gebruik je wijsheid en je inzicht om te beseffen dat alles betrekkelijk is en er in wezen nooit iets nieuws onder de zon is, ook al doen de mensen steeds alsof dat wel zo is. Dan krijg je ruimte om te genieten van het goede dat er in je leven is.