Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern
In logion 6 vragen de leerlingen aan Jezus, in hoeverre zij zich aan de regels van buiten moeten houden om een compleet mens te worden. Moeten we vasten, moeten we bidden, moeten we aan liefdadigheid doen en zijn er dingen die we wel of niet moeten eten?
Hun leermeester gaat op die vragen niet echt in. Hij zegt: vertel geen leugens, doe niet waar je een hekel aan hebt en probeer niet te verbergen wie je werkelijk bent. Wat je toedekt, komt tevoorschijn.
Hier wordt duidelijk gemaakt, dat het erom gaat om jezelf te vinden en dat dat niet gebeurt door allerlei leefregels uit je hoofd te leren en die dan te gebruiken voor de vormgeving van je leven. En dat je je medemens al helemaal niet kunt leren zien door die medemens die leefregels op te leggen. Veel belangrijker is, dat je trouw bent aan jezelf. De vraag is niet: wat doet “men” in deze situatie? De vraag is: wat moet ik, ik unieke mens, in deze unieke situatie doen? Het antwoord daarop is altijd onzeker, een srpong in het ongewisse. Wie de sprong waagt, wekt in zichzelf een groeiproces op waardoor het verborgene in je tot zijn recht komt.
Volledige tekst
Onlangs kwam ik een verhaal tegen dat op treffende wijze de boodschap achter logion 6 van het Thomas-evangelie illustreert. Het verhaal gaat zo:
Op een dag vond een man de cocon van een vlinder. En hij nam die cocon mee naar huis omdat hij met eigen ogen wilde zien hoe straks die vlinder uit de cocon tevoorschijn zou komen.
Hij hoefde niet lang te wachten, want nog diezelfde dag verscheen er een kleine opening in de cocon. Hij ging zitten en hij keek gefascineerd naar de pogingen van de vlinder om zijn kleine lichaampje door het piepkleine gaatje in de cocon naar buiten te duwen. De man kon zien dat het de vlinder erg veel moeite kostte, en al zijn krachten moest aanwenden om zich naar buiten te worstelen.
Na een tijdje hield het worstelen op. Het leek wel alsof de vlinder er zoveel moeite mee had om zich naar buiten te wurmen, dat hij het opgaf. Hij kwam niet verder en hij leek wel vast te zitten.
De man die de cocon mee had genomen, was goedaardig van karakter en hij wilde de vlinder daarom helpen. Hij pakte een schaar en hij knipte de rest van de cocon door, waardoor de vlinder er gemakkelijk uit kon komen. En de vlinder kwam er ook uit, maar de vlinder leek mismaakt. Het lichaampje was abnormaal opgezwollen en er zaten geen mooie vleugels aan, ze waren klein en verschrompeld, hij kon er zeker niet mee vliegen.
Ach, dacht de man, dat zal vanzelf wel goed komen. En hij bleef kijken, want hij verwachtte dat de vleugels zich op ieder ogenblik zouden vergroten en zich zouden uitslaan en het lichaam van de vlinder dan ook wel vanzelf kleiner zou worden. Maar er gebeurde niets, de vlinder kroop de rest van zijn leven heen en weer met een gezwollen lichaam en verschrompelde vleugels. Hij kon niet vliegen en hij zou het ook nooit lunnen.
Hoe was dit nu mogelijk? De goedaardige man had toch het beste met de vlinder voorgehad? Ja, dat wel, maar hij wist niet dat de cocon juist met een bedoeling zo was gemaakt dat de vlinder zich niet anders dan met de grootste moeite daaruit kon bevrijden. Omdat de vlinder zich met al zijn krachten door het kleine gaatje moest persen, pompte hij de vloeistof in zijn lichaam als het ware naar zijn vleugels. Op het moment dat hij zich uit zijn cocon zou hebben geperst, waren de vleugels van de vlinder dan klaar om te kunnen vliegen, want zij konden zich, door de opgenomen vloeistof, meteen ontvouwen. Door de vlinder te helpen, had de man de vlinder een worsteling bespaard, maar het was juist de worsteling die de vlinder gezond had moeten maken. Het verhaal vertelt ons dat worstelingen vaak precies zijn wat we nodig hebben om het leven aan te kunnen.
Ik lees en hoor de laatste tijd steeds vaker, dat veel mensen in onze tijd het leven niet of niet meer aan kunnen. Vanuit de medische hoek verneem je bij voorbeeld dat het aantal zelfdodingen in ons land gemiddeld uitkomt op twee per dag en het aantal pogingen daartoe in de honderdtallen per dag loopt. Al eerder werd uit deze hoek het signaal gegeven dat depressiviteit binnen enkele jaren volksziekte nummer één zal worden. Je vraagt je af hoe je dit moet verklaren. Er was laatst ook een enquête waaruit bleek dat Nederlanders zich de gelukkigste mensen van de wereld voelen. Je vraagt je af hoe dat dan zit, en als je wat verder kijkt dan zie je dat ze alleen die vragen hebben gesteld waarbij je je geluk afmeet aan je materiële welstand, je huis en je vakanties enzo.
Hoe het er met je innerlijk voorstaat kun je ook niet via een enquête achterhalen.
Het aantal mensen dat een bijstandsuitkering ontvangt is niet meer zo klein geweest als 25 jaar geleden. We kunnen ons praktisch alles wat we wensen veroorloven.
En toch heeft de jeugdzorg de handen vol aan het opvangen en begeleiden van kinderen die uit de boot vallen, zijn er opvoedcursussen voor ouders die hun taak als opvoeders niet aankunnen. Het wemelt van de psychotherapeuten, selfhelpgroepjes, allerlei stromingen op esoterisch en levensbeschouwelijk gebied, make-overs en extreme make-overs voor mensen die ongelukkig met hun lichaam zijn. Er is van alles te koop om gelukkige mensen van ons te maken, maar het schijnt niet te werken. Steeds meer mensen koesteren in onze tijd de gedachte dat het leven zinloos is en iedere betekenis voor ze heeft verloren. Onze cultuur richt zich op het vergroten van welvaart, het scheppen van een ideaal overheidsapparaat, op het creëren van kunstwerken in de breedste zin van het woord en het bevorderen van een menswaardige samenleving.
Allemaal en stuk voor stuk prijzenswaardige doelen, maar ze lijken geen bijdrage te geven aan ons innerlijk geluk. Die doelen zijn er wel voor ons, maar het zijn concreet aanwijsbare, collectief onderschreven strevingen die buiten ons om plaatsvinden en ons innerlijk niet de betekenis kunnen geven die wij nodig hebben om opgewassen te zijn tegen de eisen die het leven stelt. We hebben veel hulp, maar net als de vleugels van die vlinder schijnt er met onze geest iets mis te zijn gegaan waardoor die niet meer werkt zoals het de bedoeling is.
In logion 6 vragen de leerlingen aan Jezus, in hoeverre zij zich aan de regels van buiten moeten houden om een compleet mens te worden. Moeten we vasten, moeten we bidden, moeten we aan liefdadigheid doen en zijn er dingen die we wel of niet moeten eten?
Hun leermeester gaat op die vragen niet echt in. Hij zegt: vertel geen leugens, doe niet waar je een hekel aan hebt en probeer niet te verbergen wie je werkelijk bent. Wat je toedekt, komt tevoorschijn.
Hier wordt duidelijk gemaakt, dat het erom gaat om jezelf te vinden en dat dat niet gebeurt door allerlei leefregels uit je hoofd te leren en die dan te gebruiken voor de vormgeving van je leven. En dat je je medemens al helemaal niet kunt leren zien door die medemens die leefregels op te leggen. Veel belangrijker is, dat je trouw bent aan jezelf. De vraag is niet: wat doet “men” in deze situatie? De vraag is: wat moet ik, ik unieke mens, in deze unieke situatie doen? Het antwoord daarop is altijd onzeker, een srpong in het ongewisse. Wie de sprong waagt, wekt in zichzelf een groeiproces op waardoor het verborgene in je tot zijn recht komt.
In elk mens schuilt het verlangen om met je diepste wezen op deze wereld aanwezig te zijn en daarin gekend te worden door je medemensen. Dat natuurlijke verlangen wordt vaak opgeofferd aan de sociale gemeenschap waartoe je behoort. In die gemeenschap zijn allerlei regels die je vertellen wat je wel en niet moet doen en wanneer. Maar het verlangen sterft nooit, soms, ineens, door een of andere gebeurtenis kan de roep in je ontstaan om iets te doen warvan je denkt dat je dat eigenlijk helemaal niet kan. Er lijken duizend en één redenen te zijn om dat verlangen, die roep, dan maar te weerstaan. De kans is groot dat de leden van de groep waar je bij hoort, je min of meer subtiel bedreigen met uitstoting als je je verlangen doorzet.
Ze zeggen tegen je dat je je wortels verraadt, dat ze je later nog wel eens op je knieën zien terugkomen en met dat soort uitspraken doen ze een beroep op je angst. Je angst voor eenzaamheid, je angst om er helemaal alleen voor te staan.
Er is bijna altijd moed voor nodig om toe te geven een het innerlijk verlangen dat in je leeft. Het is een daad van overgave aan wat je ziel je ingeeft, waardoor je bewust de eenzaamheid moet willen ingaan. Ondanks alle sociale weerstanden.
Maar voor wie die eenzaamheid durft in te gaan, is er helemaal geen eenzaamheid. In plaats daarvan komt een ervaring van verbondenheid met al wat is, met al wat zich weerspiegelde in dat innerlijk verlangen waar je bang voor was. En in dat proces van worsteling met jezelf kom je achteraf dan tot de conclusie dat niet de eenzaamheid de barrière was die je moest overwinnen, maar je eigen angst voor die eenzaamheid.
De leerlingen vragen naar uiterlijke voorschriften en leefregels. Eigenlijk doen wij niet anders. We willen houvast en voorschriften, regels, organisatie, bieden ons dit houvast. Maar we zijn er blind voor dat de ogenschijnlijke gemakkelijke weg van die regels en voorschriften aan de echt belangrijke innerlijke leefregels voorbijgaat. Jezus geeft die regels in dit logion. Hierbij het verhaal van de maskers.
Hij zegt: wees waarachtig. Doe dus niet wat je niet wilt doen en vertel geen leugens over jezelf, doe je niet anders voor. Doe de juiste dingen op het juiste moment want diep in je hart weet je wat goed voor je is. Een waarachtig mens zet geen masker op, hij hoeft zich nergens achter te verschuilen. Wie zo leeft wekt de christus in hem zelf tot leven.
Ik had het over de vlinder die zoveel hulp kreeg dat hij mismaakt ter wereld kwam. Ik had het over alle hulpbronnen die ons ter beschikking staan als het mis gaat, maar die ons leven geen betekenis geven en ons dus niet echt helpen. Wij zijn elkaar niet tot steun door het bestaan zo in te richten dat alle risico’s daaruit voor iedereen verdwijnen en alle hulp alleen gericht is op het wegnemen van schadelijke gevolgen van oorzaken die wij niet begrijpen.
Het woord van Jezus vraagt steeds om het maken van een radicale keus. Ook hier. Vang je je medemens in je eigen waarheid of help je hem door hem te steunen op de weg die hij wil inslaan, ook al kijk je soms hoofdschuddend toe? Zet je jezelf een masker op of ben je bereid om innerlijk te groeien door de ander deelgenoot te maken van wat jou in waarachtigheid beweegt?
Indringende vragen. Met een moeilijk antwoord, dat eigenlijk niet in woorden is te vatten. Want het antwoord is: dat je steeds moet werken aan je geestelijke volwassenheid. Ook als dat ingaat tegen wat je door anderen wordt voorgehouden.
Verberg niet wie je werkelijk bent, want wat je toedekt, komt eens tevoorschijn. Leef niet alleen volgens de regels van wat “men” denkt, want die regels geven je geen echt houvast. Als wij alleen op de uiterlijke regels letten, dan doen wij de deur naar onze ziel op slot. Want wij zijn geen gevangenbewaarders van de absolute waarheid, wij zijn moedige en vrije mensen die elkaar het licht gunnen. Wees dus trouw aan jezelf. Ook als dat soms niet zo goed te pas komt. Wie oren heeft die hore.