Mr. drs. Johan de Wit is onze voorganger. Hij is in Leiden en in Kampen opgeleid tot jurist en theoloog. Naar eigen zeggen heeft hij zijn theologische studie ervaren als een heel uitgebreide cursus algemene ontwikkeling.
De verbeelding waartoe de menselijke geest in staat is, blijft hem verwonderen en vanuit die verwondering spoort hij ons aan tot zelfonderzoek.
Alles begint en eindigt bij het kennen van jezelf en wat ons is overgeleverd uit de oude boeken en met name de leringen en uitspraken van Jezus helpen ons daarbij. Door het filter van de man uit Nazareth kunnen wij de wereld anders zien dan wij gewend zijn en dat is, aldus Johan de Wit, het grote geheim van religieus zijn.
De vrijzinnigheid is voor hem de enige geloofsrichting waarin het raadsel van de verhouding tussen God en mens en ons bestaan in deze wereld op een aanvaardbare en voorstelbare manier ter sprake gebracht wordt.
Kern van de overdenking
Een echte gemeenschap is er een waarin we elkaar durven aanspreken op onze verantwoordelijkheden. Als we durven leren en dus twijfel durven uiten in het vertrouwen dat de ander daar naar zal luisteren omdat hij er niet bang voor is dat hij zijn mening of oordeel over iets moet herzien of bijstellen. Dat vraagt vertrouwen
Overdenking Zeist 9 december 2018 (vertrouwen en gemeenschap)
De meesten van u zullen het zich nog wel herinneren: de verzuchting van Jan Terlouw bij de Wereld Draait Door in november 2016. De teneur van zijn verhaal was: we vertrouwen elkaar niet meer. De overheid vertrouwt de burgers niet en de burgers vertrouwen de overheid niet. Alles is dichtgeregeld. De bijval die hij daarvoor kreeg, was buitengewoon groot, zijn woorden sloten overduidelijk naadloos aan bij het sluimerend onbehagen dat bij veel burgers leeft.
Vertrouwen, het leeft in ons dat dat een groot en kostbaar goed is, waar je zuinig op moet zijn. Maar als je het over vertrouwen of wantrouwen hebt…..het is juist op dat punt erg onrustig in Europa, in Frankrijk is het zelfs zo onrustig dat je kunt spreken van een volksoproer. In gele hesjes gaan de ontevreden mensen de straat op die geen vertrouwen meer in hun regering hebben, het is geen homogene beweging, maar het zijn mensen die één ding gemeen hebben: ze zijn ontevreden over hun leefsituatie en ze vinden dat er niet naar hen geluisterd wordt. Niet alleen in Frankrijk, maar ook in veel andere Europese landen zijn volksbewegingen ontstaan die we onder de term populisme kunnen zien als protest bewegingen. Protest tegen de overheid, tegen de bestaande politiek, protest tegen het gebrek aan kansen voor de gewone man, protest tegen….. eigenlijk is het een protest tegen alles wat de huidige samenleving ons brengt.
De boodschap van populisten is altijd dezelfde. De samenleving is verziekt. De schuldigen daarvan zijn: een elite van genadeloze ondernemers, zelf verrijkende politici en slappe journalisten. Sluwe lobbyisten en partijdige experts. Het volk moet leiders aanwijzen die de hele rottende bende van tafel vegen en een schone start maken. Er wordt heel veel geschreven over deze bewegingen. De verklaringen die je altijd tegenkomt voor de populariteit van bij voorbeeld Trump, Wilders, Baudet, Le Pen, Farage, Poetin en Erdogan zijn dat de traditionele middenklasse is uitgehold, racisme en seksisme de kop weer op steken, en de kloof tussen hoogopgeleide rijken en laagopgeleide armen veel te groot is geworden. De globalisering, de wereldwijde activiteit op economisch gebied wordt ook vaak genoemd. De negatieve gevolgen van die globalisering zouden worden afgewenteld op wat vroeger de arbeidersklasse heette.
Het zijn beschrijvingen, maar echte oorzaken worden in die analyses niet genoemd. De vraag “hoe is dit allemaal zo gekomen”, kom je eigenlijk niet tegen. Wat mijn belangstelling wekt is de vraag of onze democratie niet zelf de oorzaak is van deze ontwikkelingen. Ik moet daar even bij stilstaan in het spoor van wat Socrates en later Alexis de Tocqueville en Aldous Huxley daarover hebben opgemerkt. Hun betogen komen eenvoudig gezegd op het volgende neer.
Democratie draait volledig om vrijheid. Gelijke kansen voor iedereen, niemand is verplicht of gedwongen om een ander te gehoorzamen, iedereen mag doen en laten en zeggen wat hij wil. In zo’n geestelijk klimaat gaan mensen allergisch reageren op instructies en raad. Het wordt ervaren als ongeoorloofde dwang. Uitgangspunt is dat onderdanen alles te zeggen moeten hebben en leiders niet. Het gevolg daarvan is dat de leiders altijd de volksgunst willen behouden en daardoor vaak niet meer zijn dan de megafoon voor de wensen van dat volk.
Gelijk aan die ontwikkeling vindt een proces plaats waarin grote en rijke ondernemingen politici gaan zien als een belemmering voor hun ondernemerschap. Om dat te bezweren halen ze het vrijheidsideaal van stal: in dat frame bestelen de politici iedereen en ze benadelen de mensen door hun eindeloze regeltjes en procedures. Succes verzekerd, want in iedere samenleving zijn regels en wetten die voor bepaalde groepen nadelig zijn. Het gefrustreerde volk wijst een van de rijken aan als leider, die de bezem er wel eens even doorheen zal halen.
De ironie van deze situatie is dat deze leider juist afkomstig is uit de klasse van de rijken en welvarenden. Trump is een bijna karikaturaal voorbeeld hiervan. Iemand als Trump moet, wil hij zijn macht behouden om alle bestaande procedures te negeren en desnoods met geweld zijn doel te bereiken, het volk niet alleen ophitsen tegen de politici, maar ook tegen de klasse waar hij zelf deel van uitmaakt. Want die klasse bezit wat het volk wil hebben.
Om dit te bereiken matigt de leider aanvankelijk zijn toon. Hij is een al beminnelijkheid, bezweert iedereen dat hij zeker geen dictator is, belooft gouden bergen en wekt de schijn alsof hij altijd de belangen van het volk vooropstelt. Maar om zijn macht te houden zijn er drie dingen nodig: hij moet binnen- en buitenlandse vijanden opvoeren waartegen gestreden moet worden; de beloofde herverdeling van bezit moet hij uitstellen want het volk moet boos blijven; tenslotte, dat is altijd het sluitstuk, moet hij alle critici het zwijgen opleggen. De vrije pers krijgt het moeilijk en hem onwelgevallige rechters worden ontslagen.
Zo ongeveer schetst Socrates via de geschriften van Plato de neergang van de democratie en de opkomst van dictators. Huxley in zijn Brave New World zit ook op deze lijn en de Tocqueville benadrukt dat de vrijheid in een democratie de burger egoïstisch maakt en ongeïnteresseerd voor het dienen van de publieke zaak. De parallellen van wat deze filosofen schreven met de ontwikkelingen van nu liggen voor het oprapen. Ik ga het rijtje even langs.
De volksmenners zijn leden van precies die elite die verguisd wordt. Vinkje bij Trump en Poetin. Het beloven van onrealistische gouden bergen. Vinkje alweer bij Baudet, Wilders en Farage van de Brexit. Alle problemen worden veroorzaakt door iedereen behalve de leider en zijn achterban. Vinkje bij alle genoemde namen. Een bijna ziekelijke hang naar controle met name over de vrijheid van meningsuiting. Vinkje bij Trump, Poetin en Erdogan van Turkije.
In de VS is dit proces al een heel eind op weg. De situatie daar – gigantische inkomens verschillen en wereldvreemde politici – lijkt rijp voor de komst van een dictatuur. Hier, in Nederland, zijn we nog niet zover, want hier zijn er wel mechanismen die kunnen voorkomen dat de volkswoede het voor het zeggen krijgt. Wij hebben veel functies waarin mensen worden benoemd en niet verkozen zoals rechters en burgemeesters. Ook hebben wij regels ter verdeling van de welvaart en een vangnet voordegen die buiten de boot vallen. Ook ons kiesstelsel van de evenredige vertegenwoordiging maakt het demagogen moeilijk om de macht te grijpen. Maar ook de ontwikkelingen hier stellen niet gerust. Er is veel bezuinigd op de sociale vangnetten en onze leiders durven vaak niet te doen waarvoor ze zijn aangesteld: regeren. Ze zijn bang om uit de volksgunst te raken.
Via Terlouw, Socrates, Huxley en de Tocqueville kom ik weer uit bij het thema vertrouwen. Het vertrouwen van de burger in zijn vertegenwoordigers is niet groot en behalve de onderstroom die ik schetste is dat ook te wijten aan de ingewikkeldheid van onze samenleving. Niemand kan de complexe wereld nog overzien en dat is ook een oorzaak van de onvrede en het sluimerend onbehagen dat overal aanwezig lijkt te zijn.
We willen leven in een verband waarin iedereen tot zijn recht kan komen en alle aardse goederen zo rechtvaardig mogelijk worden verdeeld. Alle belangen moeten via een gigantisch herverdelingsproces veilig worden gesteld zonder dat groepen of individuen daar misbruik van maken. Dat vergt regels, regels en nog eens regels, zoveel dat je letterlijk door de bomen het bos niet meer kan ontwaren. En de situatie wordt er sluipenderwijs een van georganiseerd wantrouwen in plaats van vertrouwen. Maar vertrouwen is het cement van de samenleving, je kunt niet zonder vertrouwen.
In het stukje uit Handelingen dat ik las, schetst Lukas een idyllisch beeld van de eerste gemeenschap van de volgelingen van Jezus. De leden daarvan – Joden die de tempel bleven bezoeken – waren in alles eenstemmig, ze onderwezen nieuwe leerlingen, braken gemeenschappelijk het brood, waren samen in gebed en verkochten al hun bezittingen. Een beeld dat te mooi is om waar te zijn en dat beeld is dan ook niet waar. Zelfs in Handelingen zelf is die paradijselijke toestand van de eerste christelijke gemeente kortstondig. Er ontstaan interne conflicten en de gemeenschap krijgt problemen met de autoriteiten.
Het ideaalbeeld van Lukas is natuurlijk een utopie, maar je vraagt je ook af of je naar zo’n utopie moet verlangen. Alle neuzen dezelfde kant uit, het klinkt aantrekkelijk, maar ik heb iemand ook wel eens horen zeggen dat je, als de neuzen allemaal dezelfde kant op staan, elkaar niet meer kan zien. Maar dit terzijde.
Want de utopie van Lukas gaat nooit gebeuren. Alle harten een, geen enkele verdeeldheid want we zijn het over alles altijd eens, dat bestaat niet. En dat is maar goed ook, want zo’n gemeenschap is verstikkend, maakt mensen tot slaven van de opgelegde eenheidsdwang. Je leeft dan niet met elkaar omdat je vertrouwen hebt, maar je leeft onder gewetensdwang, van buiten opgelegd, en dat is ongezond.
Een echte gemeenschap is er een waarin we elkaar durven aanspreken op onze verantwoordelijkheden. Als we durven leren en dus twijfel durven uiten in het vertrouwen dat de ander daar naar zal luisteren omdat hij er niet bang voor is dat hij zijn mening of oordeel over iets moet herzien of bijstellen. Dat vraagt vertrouwen. Vertrouwen dat je vertelt dat je in de gemeenschap waarvan je deel uitmaakt, de maat niet zal worden genomen op grond van wie of wat je bent of wat je verkondigt, maar je de ruimte krijgt om je te ontplooien in het contact met de andere leden van je gemeenschap.
Wij komen voort uit de christelijke traditie. In die traditie bestaan hooggestemde idealen, vaak te hooggestemd. Onhaalbaar en daarom ook soms een kwelling voor de met schuldgevoel overladen christelijke gelovige.
Wij zijn een religieuze gemeenschap, maar wij hebben geen last van die erfenis van te hooggestemde idealen. Wij zijn bij elkaar omdat we daar in vrijheid voor hebben gekozen en wij hebben vertrouwen in elkaars goede bedoelingen en oprechtheid.
Daardoor, door dat vertrouwen, hebben we allemaal een plaats onder de zon en kunnen we, in het besef dat een ideale gemeenschap het niet moet hebben van eenstemmigheid maar juist van veelstemmigheid, blijven werken en bouwen aan ons samenzijn. Een samenzijn dat niet wordt bedorven door ingewikkelde regels of gewoonten, maar gevoed wordt door het onderlinge vertrouwen in elkaars goede bedoelingen. Laten we dat vooral zo houden, het blijkt al jaren dat het mogelijk is zonder dat we daar allerlei ingewikkelde dingen voor hoeven te bedenken. Eenvoudig vertrouwen is genoeg, de Walkartgemeenschap is er voor mij het duidelijkste voorbeeld van.